Weer even samen trainen

Een inkijk in de Nederlandse en Italiaanse handboogcultuur

aug 8, 2016

door: Wout Fassbender fotografie: Dean Alberga / archieffotografie: Cees van Alten

Voor even is hij terug in Nederland. Wietse van Alten begon drie jaar geleden als bondscoach van de Italiaanse recurveploeg. Op 17 april mikken zijn schutters in de roos tijdens de eerste serie van de Lowlands Shootouts. Ook zijn oud-ploeggenoot en bondscoach van het Nederlands team Ron van der Hoff is in Almere aanwezig met zijn ploeg.

Als ‘vijandige’ bondscoaches stonden de oud-olympiërs nog nooit tegenover elkaar. Van der Hoff en Van Alten waren niet alleen tien jaar lang ploeggenoten bij het Nederlandse recurveteam dat deelnam aan de Olympische Spelen van Athene in 2004, maar ook huisgenoten van elkaar.

Ze hebben in al die jaren een vriendschapsband opgebouwd. “Ik denk dat je wel vrienden moet worden, wil je die tien jaar goed doorkomen”, zegt de 38-jarige Van der Hoff. “Maar het is niet dat we in elkaars vriendengroep zitten.” Ook met het derde lid van het Olympisch team van twaalf jaar geleden, Pieter Custers, hebben beiden nog goed contact.

“Pieter wist dat ik op Papendal was, dus hij kwam even langs om gedag te zeggen”, zegt de 37-jarige Van Alten. Met Van der Hoff heeft hij regelmatig contact. De bondscoaches lopen niet elkaars deur plat, want daar hebben ze geen tijd voor. Maar een belletje of appje zit er wel in. “Dan hebben we het ook vaak over handboogschieten. Hoe ziet de selectie eruit of de aanpak bijvoorbeeld. Dat soort zaken”, zegt Van Alten. Van der Hoff vertelt dat hij geen geheimen heeft. Voor niemand niet. “Dat is altijd zo geweest. Alle teams zijn welkom.” Wil een ploeg komen kijken in de Nederlandse keuken, dan staat daar wel wat tegenover. “Een wedstrijd schieten is leuk, maar ik vind het ook belangrijk dat het een gezellige en open ontmoeting is. En dat de schutters onderling met elkaar ervaringen delen bijvoorbeeld, dan hebben wij daar ook wat aan.”

Van Alten is sinds 2013 bondscoach van het Italiaanse seniorenteam. Maar hoe verliep zijn aanstelling eigenlijk? Rick van der Ven verloor op één pijl zijn bronzen medaille op de Spelen van Londen in 2012. Van Alten verliet het strijdtoneel, totdat hij werd aangesproken. “Ik wil dat je voor mij komt werken”, werd tegen hem gezegd. De Zaandammer stond open voor een gesprek en ging vervolgens om de tafel met de Italiaanse en Nederlandse handboogbond.

“Het was natuurlijk makkelijker en aangenamer om in Nederland te blijven, maar zo’n avontuur is goed voor je levenservaring.” Zodoende pakte hij zijn biezen en twee maanden na zijn aanstelling verhuisde hij met inboedel naar Cantalupa, een dorpje waar de achttiende etappe van de Giro d’Italia praktisch doorheen fietst en dat zo’n veertig kilometer ten zuiden van Turijn ligt.

Vaak keert de laatste Nederlandse medaillewinnaar in zijn discipline niet meer terug naar zijn vaderland. Daar heeft hij simpelweg geen tijd voor. Met kerst en eens per jaar – wanneer het hem uitkomt – brengt hij een bezoek aan Nederland.

01

Weer even als trainingspartners op de bank

02

Als ‘rivalen’ tijdens het Olympisch testevent van Rio

Ik probeer de jeugd daar ‘sportminded’ te maken, zodat ze ook echt als topsporters gaan leven.

Wietse, hoe is het om voor even terug te zijn?

“Heel mooi. Ik ben hier niet voor het weer gekomen, want dan had ik beter in Italië kunnen blijven. Of om te trainen. Mijn jonge groep sporters wil ik laten zie hoe leeftijdgenoten topsport combineren met school. In Italië hebben wij niet zo’n topsportcentrum als Papendal, waar alles samenkomt. Wij moeten het doen met alleen een handboogcentrum, waar op steenworpafstand een hotel ligt waar wij kamers huren.”

Wat is het wezenlijke verschil tussen Italië en Nederland?

“Het is een land waar de afstand tussen noord en zuid alleen al 1400 kilometer is. Wanneer wij ons moeten verplaatsen, dan gaat dat met het vliegtuig. In Nederland gaat dat makkelijker. Daarnaast heerst hier meer een topsportcultuur, waar in Italië puur een handboogcultuur leeft. Deze sport heeft niet de meest sportieve levensstijl. Ik probeer de jeugd daar ‘sportminded’ te maken, zodat ze ook echt als topsporters gaan leven. Dat betekent dat ik vlak na mijn aanstelling eerst moest afbreken voordat ik iets kon opbouwen.”

In welk opzicht?

“Je bent een groep en maakt afspraken. Is er een niet goed genoeg of een stoorzender, dan haal je hem of haar uit het team. Zo simpel is het. Dan heb ik ‘het geluk’ dat ik een buitenlander ben, waardoor ik word gezien als de hufter die het slechte nieuws brengt.

Wat valt jou nog meer op als je de Nederlandse en Italiaanse handboogcultuur naast elkaar legt?

“In Nederland is alles veel beter georganiseerd en gestructureerd. In Italië is het hoofd van de bond ook de man of vrouw die alles bepaalt en beslist. De situatie hier hoeft daarentegen niet voordeliger te zijn. Wanneer ik op trainingskamp wil naar het buitenland, dan praat ik tien minuten met de voorzitter van de handboogbond en is het geregeld. Ik krijg een budget mee en daar moet ik het mee doen.

ik denk dat je de Nederlandse cultuur niet moet veranderen. Hoe harder je het wil veranderen, des te kleiner is je kans dat het lukt.

Dat wil dus zeggen dat in Italië meer geld voorhanden is?

Van der Hoff: “Het is een wereld van verschil. Soms ben ik daar jaloers op en soms ook niet. Italië kan ook met voltallige jeugdselecties naar grote wedstrijden, dat kunnen wij bijvoorbeeld niet. Wij moeten weloverwogen beslissingen maken. Ook is de doorstroom daar gemakkelijker, want voor iedere schutter is er een topsportprogramma, dat de bond volledig financiert. De Nederlandse bond heeft daar geen geld voor. Daardoor kan ik misschien maar één talent door laten stromen in plaats van twee of drie.”

Van Alten: “In Italië is er een budget, waar ook het personeel van betaald wordt, van tussen de 3 en 3,5 miljoen euro. Programmatechnisch hebben wij dus meer mogelijkheden. Dat kunnen en doen niet veel landen in de wereld. Voor de sporters daar wordt alles geregeld. Klein detail: op Papendal betalen sporters 350 euro voor een kamer. Dat zegt wel wat.

Is er naast de handboogcultuur ook een verschil in het aantal leden van de handboogbonden?

Van Alten: “De Italiaanse handboogbond heeft er 22.000, waardoor veel meer schutters deelnemen aan wedstrijden. Ik zal een voorbeeld geven: voor de jeugdteams is er Trofeo Pinocchio, waaraan zo’n driehonderd jeugdschutters meedoen. En dan nog maar te zwijgen over het Italiaans kampioenschap dat een schuttersveld heeft van negenhonderd. Sommigen zouden daar een internationale wedstrijd voor laten lopen. Dat is echt een prestigieus toernooi, ook voor coaches. Iedereen wil daar schieten.

Van der Hoff: “Daar ben ik best wel jaloers op. In Italië is de wedstrijdsport veel groter dan in Nederland. Dat zit in hun cultuur. Hier is het voornamelijk recreatief schieten. Heeft iemand talent, dan wordt pas gevraagd of hij of zij het ziet zitten om ook aan wedstrijden mee te doen. In dat opzicht zou ik graag wat meer van Italië hebben, het aantal Nederlandse deelnemers aan een NK stijgt, maar dat gaat niet over één nacht ijs. Ik moet wel zeggen dat de topsportcultuur hier beter is. Kijk maar naar Papendal. Zou er een middenweg zijn, dan heb je de perfecte combinatie.”

Ik denk dat sporters zich in een niet perfecte omgeving duurzamer kunnen ontwikkelen

Ron, zou jij graag zoals Wietse, een grotere selectie topschutters tot je beschikking hebben?

Van der Hoff: “Ja en nee. Concurrentie kan je team beter maken, maar ook slechter. Een grotere ploeg betekent dat de aandacht anders verdeeld moe worden en er moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. Er mogen maar drie schutters naar een EK, WK of Olympische Spelen toe. Andere sporters kan ik dan geen hoogwaardig wedstrijdprogramma bieden. Dat kan talent afbreken, want een goede schutter die niet geselecteerd is moet op een kleiner podium presteren. En ik wil juist dat ze op zo hoog mogelijk niveau schieten.”

Van Alten: “De interne concurrentie binnen Italië is toegenomen. Ook coaches gaan vol voor die prestigestrijd. Als jouw sporter een medaille wint, dan doet dat iets met een coach. De basis is op dit moment goed en breed, maar die allerlaatste stap naar de top daar moet net als in Nederland meer gestructureerd verlopen. De doorstroom van talent moet vloeiend zijn. Niet elke vier jaar één goede schutter, maar jaarlijks eentje. Daar werk ik aan.”

Wat zou jij nog graag anders zien Ron?

“Ik denk dat je de Nederlandse cultuur niet per se moet veranderen. Hoe harder je het wil veranderen, des te kleiner is je kans dat het lukt. In Italië hebben ze Ferrari’s, wij hebben DAF. Dat zegt genoeg volgens mij.”

Heb je, net als Wietse nu hier doet, een kijkje genomen in Italië?

Van der Hoff: “Wij zijn vorig jaar bij hem geweest. Dat bezoek kende ongeveer dezelfde setting zoals Wietses bezoek nu. Daar viel mij één
ding op.”

Wat precies?

“Gechargeerd gezegd: dat onze sporters denken dat het overal perfect is en in Nederland slecht. Het is mooi om te zien, dat de schutters na het bezoek aan Italië weten dat het daar ook niet perfect is. Ik denk dat sporters zich in een niet perfecte omgeving duurzamer kunnen ontwikkelen, dus dat zij dat ook bij anderen zien is goed, vind ik.”

Jullie stonden beiden op de Spelen. Wat is nu jullie doel?

Van der Hoff: “Komen we niet met een medaille terug, welke kleur dan ook, dan zou dat een teleurstelling zijn. Wetende dat het behalen van topniveau alleen niet voldoende hoeft te zijn.

Van Alten: “Een medaille zou niet misstaan, want wij verdedigen onze titel. Maar het kan raar lopen. Je kunt je topniveau halen, maar geen medaille pakken. De druk is enorm hoog. De Spelen zijn het moment van het jaar om je te melden. Het mooiste zou natuurlijk zijn als wij elkaar in de finale treffen.”

 

03

Het Olympisch trio van Athene: Ron, Wietse & Pieter

04

Aan het werk

05

De handboogsport heeft vaak iconische locaties tijdens de Spelen